Het dictatoriale recht van veto van de vijf permanente leden van de veiligheidsraad is debet aan de uitzichtloze machtsverhoudingen.
In het christelijke en rode geloofsleven speelt de hoop op een betere wereld een essentiële rol. De hoop dat de toekomst zal behoren aan gerechtigheid en vrede, is ook te beluisteren in de alom onderschreven Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM). Het gemeenschappelijk door alle volkeren en alle naties te bereiken ideaal (preambule UVRM).
Voor het hard maken van dat mensenrechten-/vredesideaal is naast geloof óók inzicht nodig. En wel het besef dat de machteloosheid van de VN om de wereldproblemen adequaat aan te pakken en daarmee de wereldvrede in het vizier te krijgen, niet het gevolg is van onwil van de 193 VN-leden en daarmee van de Algemene Vergadering, maar van het dictatoriale recht van veto waar de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad over beschikken. Vandaar dat in de opheffing van de Veiligheidsraad, dus in het beëindigen van de uitzichtloze machtsverhoudingen in de wereld, de sleutel tot vrede en gerechtigheid en daarmee tot verwerkelijking van de UVRM gelegen is.
Per definitie een geweldloze opheffing, omdat het een structurele is, die begrijpelijkerwijs gepaard zal moeten gaan met de gelijktijdige overheveling naar de Algemene Vergadering van de primaire verantwoordelijkheid van de Veiligheidsraad: “De handhaving van de internationale vrede en veiligheid”. Deze hoopgevende ontwikkeling moet haar beslag kunnen krijgen via een algemene VN-conferentie ter herziening van het Handvest, waartoe artikel 109 uitdrukkelijk de mogelijkheid opent.
Het behoeft geen betoog dat de Nederlandse regering in de opheffing van de Veiligheidsraad ter verwerkelijking van het wereldomvattende algemeen belang – een adequaat VN- of vredesbeleid – geen enkel heil ziet. Integendeel, het grote vertrouwen in de Veiligheidsraad om de (de partij- en landsgrenzen ver overschrijdende) problemen van onze tijd op gepaste wijze het hoofd te bieden, staat bij in het Torentje impelweg niet ter discussie. Het lobbyen van Nederland bij monde van minister Koenders voor een tijdelijke zetel in de Veiligheidsraad, en de speech van koning Willem Alexander met eenzelfde strekking in New York, getuigen daar zonneklaar van.
Kortom, het ontgaat Rutte-II ten enen male dat de opheffing van de dictatoriale Veiligheidsraad (de negatieve of harde krachten) automatisch de weg vrijmaakt voor de Algemene Vergadering (de positieve of zachte krachten) uit te groeien tot een betrouwbaar mondiaal beleids- of vredescentrum van democratische snit. Toch het ultieme politieke doel of immer gekoesterde vredesideaal, zowel van gelovigen als ongelovigen waar ook ter wereld.