De komende tijd verschijnt er elke week één these uit de reeks “11 Thesen over organiseren en revolutionaire praktijk voor een fundamentele heroriëntatie van links-radicale politiek”. Zie hieronder These 3. Een uitgebreide inleiding op de serie is hier te vinden: https://globalinfo.nl/Achtergrond/11-thesen-over-organiseren-en-revoluti... Deze en andere onderdelen van de serie zullen op Globalinfo.nl terug te vinden zijn onder de tag '11thesen': https://www.globalinfo.nl/tag/732-11thesen)
11 Thesen - These 3: Internationalisme als strategische leidraad
Door Kollektiv, Bremen, vertaling Tommy Ryan.
Internationalisme wordt vaak alleen gezien als de solidariteit met en de ondersteuning van strijd en bewegingen op andere plekken in de wereld. Voor groepen betekent het meestal dat zij informatie verspreiden, publieksacties doen en geld verzamelen ter ondersteuning van anderen. Dit internationalisme komt vaak met golven – van de solidariteitscomités voor Palestina en Zuid-Amerika tot Rojava vandaag de dag.
Door het gebrek aan eigen strijd en starheid van de huidige maatschappij, projecteren veel activisten hun verzamelde moed, hoop, wensen en drang naar iets anders op revolutionaire bewegingen elders. Door het idealiseren en romantiseren van deze bewegingen, keren veel activisten zich hier echter vaak weer verontwaardigd van af op het moment dat de eerste tegenstellingen zich beginnen te vertonen. Het romantiseren van revolutionaire bewegingen wekt bij een deel van de linksradicale beweging juist weer precies een tegenovergesteld reactie op. Daar hen worden juist de negatieve aspecten van revolutionaire bewegingen elders uitvergroot en het concrete potentieel genegeerd.
Beide tendensen leiden er vroeg of laat toe dat men zich distantieert en de solidariteit beëindigt: de één van het begin af aan, de ander enige tijd later na de desillusie – tót er weer een nieuwe revolutionaire beweging opduikt.
Vooral bij bewegingen waarin organisatie een belangrijk rol speelt, en die over zelf ontwikkelde inhoud en strategie beschikken, wordt vaak een alles-of-niets principe gehanteerd. Solidariteit vindt alleen plaats wanneer de theorie en praktijk volledig met de eigen ideeën overeenstemmen. Solidariteit verwordt daarmee tot “onvoorwaardelijke solidariteit” en wordt verward met loyaliteit.
Beide voorbeelden van internationale solidariteit voorkomen dat er uitwisseling, een gezamenlijk (leer)proces en ontwikkeling op basis van werkelijke kritische solidariteit kan plaatsvinden. Een voorbeeld hiervan is de houding van veel linksradicalen tegenover de ontwikkelingen in Rojava: het ene deel van de beweging idealiseert de ontwikkelingen van de Koerdische beweging en de maatschappelijke transformatie in Rojava (Noord-Syrië), de andere zijde heeft enkel afwijzende (en in de kern vaak euro-centristische) kritiek. (*1) Kritische solidariteit op gelijke ooghoogte ontbreekt in beide gevallen.
In bijna alle delen van radicaal links wordt internationalistische solidariteit – voor zover dit überhaupt deel is van de politieke praktijk – als een nevenactiviteit benaderd. Daarom is internationalisme bij veel groepen een bijzaak die vanuit een morele verplichting wordt gedaan, en niet uit een noodzaak die ook strategisch onderbouwd is. Dit terwijl de internationale gebeurtenissen nauw verbonden zijn met lokale en nationale ontwikkelingen en van grote invloed zijn op de vorm van organisatie.
Wat willen wij?
Wij zien internationalisme als een strategische noodzaak. Uit de analyse van historische voorbeelden en de materiele omstandigheden van nu trekken wij conclusies voor de politieke en strategische richting en opbouw van een revolutionaire organisatie.
Internationalisme als strategische noodzaak
Omdat kapitalisme een mondiaal georganiseerd systeem is, moet natuurlijk ook de strijd tegen de heersende kapitalistische verhoudingen op wereldwijde schaal gevoerd worden. Dit geldt in het bijzonder voor de historische fase waarin het kapitalisme zich momenteel bevindt: de internationale eigenschappen en de heerschappij van het kapitaal zijn duidelijk sterker ontwikkeld dan vroeger. Imperialisme duikt niet meer op als een concurrentie tussen grootmachten, maar vooral in de vorm van een wereldwijde regulering van kapitaalverhoudingen (EU, IMF (*2), TTIP, CETA etc.) en grensoverschrijdende onderdrukkingsmechanismen (NAVO, FRONTEX, [EUROGENDFOR] etc.). Door deze wereldwijde manifestatie en organisatie van het kapitaal zijn ook de levensomstandigheden en strijdpunten op verschillende plekken van elkaar afhankelijk. De situatie in Griekenland is hier een duidelijk voorbeeld van.
Doordat de afgelopen decennia de sociale strijd in Duitsland [en Nederland] bij volledig gefaald hebben, konden regeringen de arbeidsmarkt (en ook andere maatschappelijke sectoren) vergaand herstructureren. Daardoor wordt niet alleen de concurrentie binnen EU-landen onderling versterkt, maar wordt ook de overheersingpolitiek van de EU t.o.v. de belangen van de bevolking binnen landen verder doorgevoerd. Deze ontwikkelingen hebben de levensomstandigheden en de wijze waarop we hiervoor kunnen opkomen vooral in de periferie van Europa ernstig verslechterd. Het mislukken van de geïsoleerde strijd tegen de bezuinigingspolitiek door de bevolking in Griekenland in 2015 heeft aangetoond dat de kracht van sociale en politieke bewegingen ervan afhankelijk is in hoeverre zich op hetzelfde moment op andere plekken in de wereld ook strijd ontwikkelt en er daardoor een toenemende internationalistische dynamiek ontstaat.
In het voorbeeld van Griekenland was het duidelijk dat het ontbreken van antikapitalistische strijd in kapitalistische centra als Duitsland [Frankrijk of Nederland] van grote invloed is geweest op de eisen van revolutionaire bewegingen in andere delen van de wereld. Dit geldt in het bijzonder voor de strijd in landen in het mondiale zuiden, omdat daar de invloed van de westerse geïndustrialiseerde landen enorm is.(3) Hierom beperkt internationalisme zich voor ons niet tot “passieve” solidariteit met de strijd op andere plekken in de wereld, maar houdt vooral ook een versterking in van internationalistisch georiënteerde strijd binnen onze eigen samenleving. In het voorbeeld van Griekenland bleef breed gedragen solidariteit uit. Pogingen van een aantal linkse en linksradicale groepen om de solidariteit met het verzet tegen de bezuinigingsmaatregelen door de bevolking van Griekenland ook naar hier uit te breiden hadden grotendeels geen succes. Dit roept de vraag op welke factoren het ontwikkelen van een internationalistisch georiënteerde strijd in de weg staan.
Redenen voor het uitblijven van strijd in de […] samenleving
We zullen hier kort een aantal oorzaken uiteenzetten waarom wij denken dat strijd in de samenleving hier uitblijft. Deze analyse is echter zeker niet volledig.
De situatie in Duitsland [en Nederland] kenmerkt zich, anders dan bij een aantal andere West-Europese staten, dat er al langere tijd nauwelijks nog iets van een klassenbewustzijn bestaat. Dit terwijl er sinds de jaren 90 een enorme, permanente aanval plaatsvindt op de onderste lagen van de maatschappij en eerder bevochten sociale verworvenheden. Het concept van het sociaal partnerschap heeft hier wezenlijk aan bijgedragen. In het door de grote vakbonden en de sociaaldemocratie uitonderhandelde klassencompromis werd de nationale standaardlogica over het opheffen van de klassentegenstellingen tussen kapitaal en arbeid gevestigd. Daarbij zijn de opvattingen en doelen van veel loonarbeiders genegeerd en onderdrukt, is er verdeling gezaaid en werd verdieping en radicalisering van de klassenstrijd verhinderd. Hierdoor werden de belangen en doelen voor de ontwikkeling van het […] kapitaal zeker gesteld.(4)
Het bijzondere aan de situatie in Duitsland [en Nederland] is dat men hier, ondanks de toenemende invloed van het neoliberalisme sinds de jaren 80, economisch vast heeft weten te houden aan het sociaal partnerschap. Dit kwam op de eerste plaats door de concessies van de vakbonden, die hun controle over de loonafhankelijken uitoefenden terwijl er ondertussen door het kapitaal een agressief ondernemingsbeleid werd gevoerd. Het sociaal partnerschap betekend echter niet dat de sociale tegenstellingen verminderd zijn. Het is eerder zo dat er, doordat een deel van de loonarbeiders wel mee kan delen in de winst van het kapitaal, een verdeling binnen de arbeidersklasse is veroorzaakt. Zo is de rol van de vakbonden bij de hervorming en dereguleringen van de arbeidsmarkt uiteindelijk vooral een van splijting geweest – bijvoorbeeld doordat zij voor een deel van de werknemers baangarantie regelden ten koste van anderen (vast aangestelden versus mensen met jaarcontracten versus flexwerkers versus werklozen en tegelijkertijd ook binnen deze groepen zelf).
Daarmee volgde een verdeling in de arbeidersklasse tussen (enigszins) veiliggestelde (overwegend autochtone en “goed geïntegreerde” migranten) werknemers aan de ene kant, en een steeds groter wordende groep precaire werkers (waaronder talrijke migranten) met slechte arbeidsvoorwaarden. (5)
Met het voortschrijdende neoliberalisme wordt het minimumloon door de toenemende flexibilisering, het uitbreiden van zelfstandigen zonder personeel (ZZP) en arbeidsplicht voor werklozen, steeds verder opgerekt en neemt de druk op werklozen en werkenden extreem toe.(6) Daarnaast worden bijna alle onderdelen van de samenleving inmiddels door een economische lens bekeken. Dit zorgt er voor dat mensen overal toenemend onder prestatiedruk staan, zichzelf moeten “optimaliseren” en in concurrentie staan met anderen. Deze precaire arbeids- en levensomstandigheden hebben een groot aandeel in de enorme groei van psychologische problematiek, wat het tegelijk ook nog eens lastiger maakt om arbeiders uit de lagere segmenten van de samenleving te mobiliseren voor sociale strijd.
Een andere bijzondere situatie is dat werkenden hier, ondanks de enorme aanvallen op de arbeids- en levensomstandigheden, anders als in andere landen nog altijd terug kunnen vallen op de overblijfselen van het sociale stelsel. Hierdoor zijn zij afhankelijk van de staat, aan diens controle onderworpen en door de staat onder druk gezet, wat eveneens de deelname aan sociale strijd bemoeilijkt.
De gecontroleerde en politiek gestuurde migratie (hier vooral EU-arbeidsmigratie) speelt eveneens een belangrijke rol bij de verdeling van de arbeidsmarkt en het behartigen van de belangen van [Europees] kapitaal. Migratiepolitiek zorgt voor goedkope arbeidsreserven, maakt productie met lage lonen mogelijk en vervult de specifieke vragen van de arbeidsmarkt (door overeenstemmingen tussen verschillende landen). Een belangrijk mechanisme hierbij is de verbinding tussen verblijfsrecht en het voorhanden zijn van loonarbeid. Hierdoor zijn veel migranten gedwongen om onder de precairste voorwaarden en voor elk loon te werken. (7)
Alle hierboven genoemde factoren voor de verdeling van de arbeidsklasse worden overstemd (en deels gereproduceerd) door een racistisch en nationalistisch discours en de constructie van een ‘nationale gemeenschap’. Door de media, de politiek etc. wordt de bevolking wijs gemaakt dat bevolkingsgroepen als vluchtelingen, andere EU-burgers en dergelijken de oorzaak zijn van afkalvende arbeidsvoorwaarden en sociale voorzieningen. Daardoor blijven de werkelijke oorzaken hiervan voor veel mensen verborgen. Deze enorme racistische en nationalistische propaganda leidt niet alleen tot een verdeling van de arbeidersklasse, maar ook tot een verdeling op internationaal niveau die zo de ontwikkeling van internationalistische strijd in de weg staan. Dit hebben we bijvoorbeeld gezien in de stereotypen over Griekenland op het hoogtepunt van het verzet tegen de economische crisis en hervormingen daar.
Conclusies voor een actief internationalisme
De hiervoor genoemde waarnemingen en gedachten tonen dat de hindernissen en voorwaarden voor het ontstaan van internationale solidariteit en de deelname aan internationale strijd dezelfde zijn als die voor een emancipatorische klassenstrijd. Voor beide is van belang dat de tegenstellingen in de samenleving en het onmogelijke verenigen van de tegengestelde belangen van de arbeidersklasse en de heersende klasse, weer terug in het bewustzijn van de samenleving moeten worden gebracht. Tevens is het van belang om de overeenkomsten en verbindingen van verschillende strijden zichtbaar te maken en bijeen te brengen – zowel internationaal als tegen verschillende onderdrukkingsmechanismen (strijd tegen seksisme, racisme, klassenonderdrukking en -uitbuiting etc.) en de verschillende sociale strijdtonelen (werk, wonen, gezondheid, onderwijs, reproductie etc.).
Tegelijkertijd kan uit de analyse van de verhoudingen ook een conclusie getrokken worden waar het vermoedelijke potentieel in de [samenleving] te vinden is. Wie heeft het meeste belang bij een sociale en politieke verandering (zie daarover ook These 4)? Wij denken dat het belangrijk is om deze vraag uitvoerig met elkaar te bespreken zodat linksradicale politiek een politieke weg volgt en niet willekeurig wordt [en de waan van de dag volgt]. Wij zien zelf het potentieel voor verandering bij de mensen die door precaire arbeids- en leefomstandigheden worden getroffen (zonder te ontkennen dat deze ook door seksistische, racistische, nationalistische en religieus-fundamentalistische opvattingen doordrongen zijn en er sociale en psychische problemen aanwezig zijn).
Daarnaast is ook het middenveld niet meer stabiel omdat ook daar toenemende onzekerheid en flexibilisering dreigt. Daardoor neemt het aantal mensen die voor hun eigen welzijn een belang bij verandering hebben, feitelijk toe. Als radicaal links moeten we hierom bespreken hoe te zorgen dat mensen hun precaire omstandigheden in verband brengen met de structurele oorzaken en de situatie van anderen. Zo kunnen we racistische en nationalistische verdelingen tegengaan en werken aan het opbouwen van een solidaire antikapitalistische strijd.
Internationalisme en het oprichten van een revolutionaire organisatie
Het tweede aspect dat we wat betreft internationalisme in overweging nemen is de wijze waarop een revolutionaire organisatie wordt opgebouwd.
Als gevolg van militaire coups en het uitrollen van onderdrukkingsregimes kwamen in de jaren 80 vanuit bijna alle continenten linkse mensen naar Duitsland. (8) Dat is vandaag de dag nog steeds zo, nog altijd komen er kameraden vanuit andere landen hierheen. De systematische druk, zoals de uitwerking van racistische verhoudingen, taalbarrières en sociale isolatie, leiden er echter toe dat velen van hen passief worden.(9) Diegene die toch actief blijven, richten hun engagement daarnaast bijna uitsluitend op de ondersteuning van kameraden uit hun land van herkomst, zei het via georganiseerde ballingsgroepen of door middel van activiteiten via sociale media (zoals de over het algemeen niet georganiseerde activisten van de huidige generatie).
Hoewel bijvoorbeeld groepen linkse activisten uit Turkije in Duitsland in de jaren ‘80 een dubbele strategie formuleerden die zowel solidariteit met de strijd in Turkije en Koerdistan omvatte, maar ook politieke verandering in Duitsland, werd dit tweede punt niet erg serieus opgepakt. De activiteiten richtten zich vooral op solidariteitswerk in de vorm van bijvoorbeeld financiële ondersteuning en gevangenenondersteuning voor kameraden door middel van publieksacties. Linksradicalen uit Duitsland werden wel als directe bondgenoten gezien, maar door de acute situatie in Turkije en Koerdistan concentreerde de samenwerking zich overwegend op de zogenaamde “indirect” verbonden sociaaldemocratische partijen om politieke druk uit te oefenen. Door het ontbreken van een revolutionaire beweging waar migrantengroepen zich bij aan konden sluiten werd deze ontwikkeling verder versterkt, [dit is ook in Nederland het geval geweest].
Door deze ontwikkelingen en omstandigheden zijn linkse ballingen met hun hoofd vaak nog in het land van herkomst en alleen met de voeten hier. Hierdoor hebben zij geen politieke perspectieven voor de samenleving waar zij daadwerkelijk wonen. Dat leidt er ook toe dat veel van deze linkse activisten zich bezig houden met politieke vragen, opvattingen en ideeën van 30 jaar geleden in plaats van dat ze strategieën ontwikkelen voor vandaag. Daardoor zijn hun ideeën voor jongeren van de tweede of derde generatie ook niet aantrekkelijk en werd de grote hoeveelheid ervaring die zij hebben niet overgedragen.
Tegelijkertijd blijft veel van deze jeugd, door het ontbreken van een goedgeorganiseerde, in de huidige maatschappelijk samenleving en realiteit verankerde linkse migrantenorganisaties, apolitiek of sluiten zij zich aan bij nationalistische cultuurverbanden en -gemeenschappen.
De neiging van migrantenorganisaties tot isolatie wordt aan de andere kant door de overwegend witte linksradicalen versterkt. Zij toonden weinig interesse voor de strijd van migrantengroepen en de politieke situatie in andere landen. Daarnaast voelden veel linkse migrantengroepen en -individuen zich niet thuis of welkom in de huidige scene of werden niet als volwaardige politieke kameraden benaderd. Vanzelfsprekend werden zij daarom niet serieus bekritiseerd of juist afgedaan als “niet radicaal genoeg”. Veel linkse migranten ervaren dit vandaag de dag nog steeds zo. Ze worden door hun kameraden hier als “vluchteling” of als “migrant” gezien en worden soms zelfs op dezelfde hoop gegooid met racistische, fascistische en religieus-fundamentalistische migranten. Deze generaliserende benadering leidt ertoe dat ook de doelen van linkse migranten door linksradicalen van hier niet serieus genomen worden, zoals bijvoorbeeld de strijd tegen racistische, fascistische, patriarchale en religieus-fundamentalistische tendensen binnen migrantengemeenschappen. Hier spelen racisme en eurocentrisme net zo’n belangrijke rol als het verinnerlijkte gevoel van superioriteit onder witte linksradicalen.
Door de hiervoor genoemde factoren bleven en blijven verschillende groepen van elkaar gescheiden en door het ontbreken van gedeelde doelen worden wederzijdse onwetendheid en vooroordelen over elkaar in stand gehouden of zelfs versterkt.
Een revolutionaire organisatie van linksradicalen moet met alle linksradicalen die hier leven contact zoeken en banden opbouwen om uiteindelijk gezamenlijk te organiseren. De ervaringen uit andere strijden en de kennis over de politieke en maatschappelijke omstandigheden op verschillende plekken in de wereld vloeien zo samen met de analyse van de hedendaagse maatschappelijke verhoudingen en versterken zo een internationalistisch perspectief. Door de gezamenlijke organisatie ontstaat er daarnaast directe toegang tot kennis over de (belevings)wereld van migranten in onze samenleving. Daarmee wordt ook meer begrip over de onderdrukkingsmechanismen in onze samenleving gecreëerd. Want [conservatieve], nationalistische, racistische en rechtse opvattingen nemen niet alleen onder de witte bevolking, maar ook onder migrantengemeenschappen, evenals islamistische invloed dat doet in de vorm van de politieke islam. Beide ontwikkelingen zijn zozeer met elkaar verweven (fascisten uit Europa en Turkije zijn het bijvoorbeeld op veel vlakken met elkaar eens) en versterken elkaar eveneens. De ervaring met racisme en uitsluiting duwt migranten bijvoorbeeld in de handen van nationalisten en islamisten en andersom versterken islamistische en nationalistische tendensen onder migranten weer rechtse stromingen onder de witte bevolking.
Internationalisme betekent traditioneel dat men contact probeert te leggen tussen revolutionaire groepen wereldwijd. We proberen elkaars strijd te ondersteunen, van elkaars ervaringen te leren en op gelijke hoogte uitwisseling met elkaar te hebben. Internationale solidariteit betekent voor ons daadwerkelijke uitwisseling te hebben en echte relaties aan te gaan waarbij we ook integer kritiek op elkaar kunnen uiten, vragen kunnen stellen en met elkaar kunnen discussiëren. Daarbij spelen kameraden die verschillende talen beheersen een belangrijke rol. Het is aan hen om teksten en debatten te vertalen en zo het samengroeien en de uitwisseling tussen verschillende bewegingen en discussies mogelijk te maken. Daarnaast is het belangrijk dat er voor de langere termijn ook wordt gekeken hoe de samenwerking en uitwisseling tussen verschillende revolutionaire groepen en organisaties voorbij nationale grenzen er uit kan zien op een manier waarbij dit ook daadwerkelijk werkt.
Noten
1) Het revolutionaire potentieel van de maatschappelijke ontwikkelingen in Rojava wordt daarbij door veel critici afgeschreven (bijv. de mogelijkheid dat zich daaruit een breder sociaal proces kan ontwikkelen). Deze kritiek negeert de werkelijke betekenis van het revolutionaire proces in Rojava in een gebied met sterke patriarchale verhoudingen, etnische versplintering en fundamentalistische religie (politieke Islam) en religieus fascistische tendensen (bijv. Islamitische Staat). Tegelijkertijd beroept men zich vaak op standaard veroordelingen van de Koerdische beweging en hun politieke belangen, zonder daarbij te kijken naar de ontwikkelingen en verschillende stromingen daarbinnen óf een directe uitwisseling met hen te hebben.
2) Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) speelt een sleutelrol in de herstructurering van de wereldeconomie. (Noot van de vertaler)
3) Daarmee willen we niet zeggen dat revolutionaire bewegingen en strijd op geïsoleerde plekken per sé onmogelijk of zinloos is. Zij vormen immers de basis waaruit een internationalistische dynamiek zich kan en moet ontwikkelen. We zien daarbij de revolutionaire strijd in de geneokolonialiseerde landen in het globale zuiden als een centraal uitgangspunt voor een revolutionaire doorbraak.
4) Zo heeft de vakbond IG BSE in Duitsland geprobeerd de concurrentie door goedkope arbeid te bestrijden door collega’s op te roepen om mensen zonder contract aan te geven en eiste politie-razzia’s (Wildcat no. 99, winter 2015/2016). Het feit dat arbeiders zonder verdrag minder dan de helft van een normaal loon worden uitgebuit heef wezenlijke consequenties voor vast aangestelden en vormt een werkelijk probleem. De vakbond stuurde echter aan op een racistisch en nationalistisch discours, in plaats van een gemeenschappelijke strijd voor betere arbeidsvoorwaarden voor iedereen.
5) De arbeidsmarkt wordt steeds verder opgesplitst wordt door microaanpassingen in arbeidsvoorwaarden, loon, management etc. Er zijn vast aangestelden met verschillende contracten, mensen met tijdelijke contracten met verschillende voorwaarden, flexwerkers, payrolling etc.
6) Over het algemeen neemt onder het kapitalisme het aantal ‘overbodige’ mensen die überhaupt niet meer in de arbeidsmarkt te integreren zijn.
7) In de land- en tuinbouw werken in Nederland bijv. veel arbeidsmigranten. Zij zijn voor de maatschappij onzichtbaar (geïsoleerd), werken voor lage lonen en kennen hun rechten nauwelijks. Zo werken in de kassen in het zuiden van het land veel werkloze jongeren uit Spanje. Zij verdienen een Nederlands jeugdminimumloon tussen de €4,50 en €7,50. Daarnaast levert hun werkgever hen woonruimte, vervoer en zorgverzekering wat allemaal door de werkgever weer bij deze werkers in rekening wordt gebracht. (N.v.d.v.)
8) Dit is ook goed te zien aan de ontwikkeling van het Neoliberalisme op andere plekken in de wereld, waar in veel staten het als project van bovenaf wordt doorgevoerd, vaak met behulp van een militaire coup en inzet van gewelddadige dictaturen. Hierbij worden linkse bewegingen vaak bruut onderdrukt of vernietigd en de samenleving fundamenteel veranderd (bijv. Indonesië, vele landen in Zuid-Amerika, Turkije, Iran etc.). We zien dit vaak samen gaan met de opkomst van de politieke Islam.
9) Dit moet echter ook iets genuanceerd worden: zo zijn politieke activisten uit het Midden-Oosten vaak voor oorlog en dictatoriale regimes gevlucht. Hierdoor zijn velen van hen getraumatiseerd en bang om weer actief te worden. Daarnaast zijn er de politieke activisten uit de EU. Zij hebben meer gemeen met de witte linksradicale scene, waardoor het voor hen meestal makkelijker is om zich aan te sluiten en politiek actief te worden.