Het anti-fascisme - en haar xenophobe variatie: het anti-rascisme - is op dit moment opnieuw een ‘hot item’ geworden onder de anarchistische, socialistische, autonome makkers in Nederland en België.
Op 10 oktober 2013 organiseerden de Kritische Studenten Utrecht al een debat onder het motto “Fascisme kun je niet eten. De eeuwige terugkeer van fascisme in tijden van crisis”. (Basta) In de laatste week van februari 2014 organiseerden het Anarchistisch Kollektief Gent en Comac Gent een hele week van bijeenkomsten tegen racisme en fascisme. (AKG) Op 16 maarde publiceert Ravotr een Open brief aan Geert Wilders: “U treedt in Hitlers voetsporen”.
De makkers in de strijd hebben vast en zeker niet in de gaten dat ze met hun de anti-fascistische strijd met open ogen in de val lopen. Het antifascisme, als politieke stroming, heeft tot nog toe altijd geleid tot een impasse. Het voert iedereen, die oprecht begaan is met het lot van de minderheden binnen het huidige systeem, in een doodlopend straatje.
Anti-kapitalistische strijd kan goede aanzet zijn, zich proberen een beeld te vormen van een andere maatschappij kan de strijd een impuls geven. Maar het anti-fascisme, hoe ‘menselijk’ deze op het eerste gezicht ook lijkt te zijn, loopt zich dood op de burgerlijke democratie, op het mechanisme ter legitimatie van overheersing van de bourgeoisie, die haar klassemacht voorstelt als een macht van het volk. (1)
Het anti-fascisme is niet iedere strijd, waarin het fascisme eveneens tot vijand wordt verklaard, maar de positie die de strijd tegen het fascisme tot centraal thema van haar politiek maakt. Hiermee kan men denken aan het volksfront (zoals dat van de jaren 1930), de ‘brede coalitie van anti-fascitische krachten’, en alle andere modellen waarbij, onder het voorwendsel van ‘eenheid tegen het fascisme’, de centrale plaats van de klassestrijd van de werkers tegen het kapitalisme wordt opgegeven.
In feite roept het anti-fascisme, net als het stalinisme in 1936 deed met betrekking tot de situatie in Spanje, op tot een soort van verenigd front van alle democratische krachten. Maar zo’n verenigd front vormt een misvorming van de fundamentele klassebasis van de strijd voor een andere ‘menselijke’ communistische maatschappij en legt de arbeidersklasse en alle niet-uitbuitende groepen in feite vast aan de ketting van de kapitalistische democratie.
Een analyse van de historische ervaring van het Spaanse proletariaat, in 1936-1937, laat ons zien hoe gevaarlijk het is om de strijd op te laten sluiten in dit soort termen.
De democratische politicus (socialistische en het overgrote deel van de anarchistische) in het Spanje van 1936 deed zich voor als arbeider, als een vriend van het volk. Fabrieken werden voorgesteld als zijnde gesocialiseerd en zelfbestuurd. De illusie werd verspreid dat de arbeiders vrij waren, en dat ze controle over de economie hadden. De democratische politicus riep op om deze verworvenheden van het volk te verdediging. Maar hij deed deze oproep onder de vlag van antifascisme, als een strijd tegen de falangistische terreur ... Maar hiermee versluierde hij dat zich, achter de ‘volksdemocratie’ en het ‘zelfbeheer’, het burgerlijke staatsapparaat verbergt, dat met al zijn wreedheid de kapitalistische productiewijze verdedigt, en in stand houdt.
Zelfs een gematigde M. Chaves Nogales, redacteur van de Madrileense krant Ahora had een vermoeden wat er in 1936 in Spanje gebeurde.“Waarom is de oorlog in Spanje nog niet over?” Vervolgens benadrukte hij in zijn artikel dat, aan beide zijden, de in juli 1936 opgegeven redenen voor de strijd niet meer van toepassing zijn. Negrin slacht de werkers af en herstelt de democratie. Franco probeert de politici van de monarchie en de republiek voor zich te winnen en de falangisten te beteugelen. Waarom komen ze dan niet overeen om de oorlog te stoppen? Omdat ze noch voor het communisme, noch voor het fascisme vechten. Ieder vecht, op hun eigen manier, voor het kapitalistische systeem.
In plaats van de solidariteit tussen de (de uitgebuite en uitbuitende) klassen, in plaats van solidariteit met de staat en de kapitalistenklasse die ons uitbuit en onderdrukt, moeten we de solidariteit propageren tussen alle niet-uitbuitenden lagen in de maatschappij. Zo kunnen we niet alleen een front te vormen tegen het kapitalisme (anti-kapitalisme), maar ook tegen een van zijn meest verfijnde en ‘verneukeratieve’ politieke ideologieën: de democratie.
arjan de goede
(1).“De basiswaarden van westerse democratieën lijken bevrijdend, maar zijn in feite verpakt in de basale vervreemding [onder regie] van de staat en het kapitaal.” (Anarchistische Groep Nijmegen).
Anti-fascisme als misleiding
Het anti-fascisme - en haar xenophobe variatie: het anti-rascisme - is op dit moment opnieuw een ‘hot item’ geworden onder de anarchistische, socialistische, autonome makkers in Nederland en België.
Op 10 oktober 2013 organiseerden de Kritische Studenten Utrecht al een debat onder het motto “Fascisme kun je niet eten. De eeuwige terugkeer van fascisme in tijden van crisis”. (Basta) In de laatste week van februari 2014 organiseerden het Anarchistisch Kollektief Gent en Comac Gent een hele week van bijeenkomsten tegen racisme en fascisme. (AKG) Op 16 maarde publiceert Ravotr een Open brief aan Geert Wilders: “U treedt in Hitlers voetsporen”.
De makkers in de strijd hebben vast en zeker niet in de gaten dat ze met hun de anti-fascistische strijd met open ogen in de val lopen. Het antifascisme, als politieke stroming, heeft tot nog toe altijd geleid tot een impasse. Het voert iedereen, die oprecht begaan is met het lot van de minderheden binnen het huidige systeem, in een doodlopend straatje.
Anti-kapitalistische strijd kan goede aanzet zijn, zich proberen een beeld te vormen van een andere maatschappij kan de strijd een impuls geven. Maar het anti-fascisme, hoe ‘menselijk’ deze op het eerste gezicht ook lijkt te zijn, loopt zich dood op de burgerlijke democratie, op het mechanisme ter legitimatie van overheersing van de bourgeoisie, die haar klassemacht voorstelt als een macht van het volk. (1)
Het anti-fascisme is niet iedere strijd, waarin het fascisme eveneens tot vijand wordt verklaard, maar de positie die de strijd tegen het fascisme tot centraal thema van haar politiek maakt. Hiermee kan men denken aan het volksfront (zoals dat van de jaren 1930), de ‘brede coalitie van anti-fascitische krachten’, en alle andere modellen waarbij, onder het voorwendsel van ‘eenheid tegen het fascisme’, de centrale plaats van de klassestrijd van de werkers tegen het kapitalisme wordt opgegeven.
In feite roept het anti-fascisme, net als het stalinisme in 1936 deed met betrekking tot de situatie in Spanje, op tot een soort van verenigd front van alle democratische krachten. Maar zo’n verenigd front vormt een misvorming van de fundamentele klassebasis van de strijd voor een andere ‘menselijke’ communistische maatschappij en legt de arbeidersklasse en alle niet-uitbuitende groepen in feite vast aan de ketting van de kapitalistische democratie.
Een analyse van de historische ervaring van het Spaanse proletariaat, in 1936-1937, laat ons zien hoe gevaarlijk het is om de strijd op te laten sluiten in dit soort termen.
De democratische politicus (socialistische en het overgrote deel van de anarchistische) in het Spanje van 1936 deed zich voor als arbeider, als een vriend van het volk. Fabrieken werden voorgesteld als zijnde gesocialiseerd en zelfbestuurd. De illusie werd verspreid dat de arbeiders vrij waren, en dat ze controle over de economie hadden. De democratische politicus riep op om deze verworvenheden van het volk te verdediging. Maar hij deed deze oproep onder de vlag van antifascisme, als een strijd tegen de falangistische terreur ... Maar hiermee versluierde hij dat zich, achter de ‘volksdemocratie’ en het ‘zelfbeheer’, het burgerlijke staatsapparaat verbergt, dat met al zijn wreedheid de kapitalistische productiewijze verdedigt, en in stand houdt.
Zelfs een gematigde M. Chaves Nogales, redacteur van de Madrileense krant Ahora had een vermoeden wat er in 1936 in Spanje gebeurde.“Waarom is de oorlog in Spanje nog niet over?” Vervolgens benadrukte hij in zijn artikel dat, aan beide zijden, de in juli 1936 opgegeven redenen voor de strijd niet meer van toepassing zijn. Negrin slacht de werkers af en herstelt de democratie. Franco probeert de politici van de monarchie en de republiek voor zich te winnen en de falangisten te beteugelen. Waarom komen ze dan niet overeen om de oorlog te stoppen? Omdat ze noch voor het communisme, noch voor het fascisme vechten. Ieder vecht, op hun eigen manier, voor het kapitalistische systeem.
In plaats van de solidariteit tussen de (de uitgebuite en uitbuitende) klassen, in plaats van solidariteit met de staat en de kapitalistenklasse die ons uitbuit en onderdrukt, moeten we de solidariteit propageren tussen alle niet-uitbuitenden lagen in de maatschappij. Zo kunnen we niet alleen een front te vormen tegen het kapitalisme (anti-kapitalisme), maar ook tegen een van zijn meest verfijnde en ‘verneukeratieve’ politieke ideologieën: de democratie.
arjan de goede
(1).“De basiswaarden van westerse democratieën lijken bevrijdend, maar zijn in feite verpakt in de basale vervreemding [onder regie] van de staat en het kapitaal.” (Anarchistische Groep Nijmegen).