Camille Claudel henk - 11.08.2002 16:10
Camille Claudel Camille Claudel, beeldhouwster, 1864 - 1943 Het zou een droom zijn onmiddelijk naar Villevenue te mogen terugkeren en er niet meer vandaan te gaan, ik zou een schuur in Villevenue verkiezen boven een eerste klas kamer hier. Met spijt zie ik jou geld besteden aan een krankzinnigengesticht. Geld dat ik nuttig zou kunnen gebruiken om mooie dingen van te maken en prettig te leven! Wat een ellende! Ik kan er wel om janken. Wat een geluk om in Villevenue te kunnen vertoeven. Dat mooie dorp dat zijn gelijke op Aarde niet heeft...! Strompelend, gekleed in een gerafelde jas en met een oude, veel te grote hoed van de Samaritaine op, heb ik ze ontvangen. Maar ik was het. Ze zullen hun gekke oude tante ongetwijfeld herinneren. Dat is het beeld dat ze de komende eeuw in hun herinnering mee zullen dragen... Ik zou graag in een hoekje bij de haard zitten in Villevenue, maar helaas, zoals de zaken ervoor staan denk ik dat ik nooit meer wegkom uit Montdevergues! Het ziet er niet best uit! Zondag, 4 april 1932 Het is me wat moois! Al die miljonairs die een weerloze kunstenares te lijf gaa! Want die heren die aan die goede daad hebben meegewerkt zijn allen meer dan veertig keer miljonair... Ik leef op als het pakje aankomt, ik leef trouwens alleen maar van wat er in zit want van het voedsel hier word ik verschrikkelijk ziek, ik kan het absoluut niet meer verdragen... Ik wil zo gauw mogelijk dit oord verlaten... Ik weet niet of het in je bedoeling ligt me hier te laten, maar het is erg wreed jegens mij! En dan te bedenken dat et zo fijn is in Parijs en dat ik daarvan af moet zien door jullie dwaze luimen.... Laat me hier niet zo alleen achter... Met de feestdagen denk ik altijd aan onze lieve moeder. ik heb haar niet meer gezien sinds de dag dat jullie de rampzalige beslissing hebben genomen mij naar het krankzinnigengesticht te sturen! Ik denk aan het mooie portret dat ik in de schaduw van onze heerlijke tuin van haar gemaakt heb. De grote ogen die een innerlijke smart weerspiegelden, een geest van berusting over haar hele verschijning, de handen gekruist in de schoot in totale zelfverloochening: alles wees op bescheidenheid, een tot het uiterste doorgedreven plichtsgevoel, was dat niet onze arme moeder? Het portret heb ik nooit terug gezien (haar trouwens ook niet). Mocht je er iets over horen, laat het me dan weten. Ik denk niet dat het hatelijke individu waarover ik je vaak spreek het lef heeft om zich toe te eigenen zoals hij met mijn andere werk doet. Het zou al te kras zijn, het portret van mijn moeder. Het schijnt dat hun afgunst ook nog werd opgewekt door mijn armzalig atelier - een paar schamele meubeltjes, enkele zelfgemaakte werktuigen - en m'n armetierig huishouden...! Men verwijt me (o vreselijke misdaad!) heel alleen geleefd te hebben... 25 februari 1917 Het is waarlijk een bewijs van dwaasheid zoveel geld te verkwisten. Wat de kamer betreft is het net hetzelfde, er is niets voorhanden, noch een dekbed, noch een toiletemmer, niets, een slechte po die meestal gebarsten is, een slecht ijzeren bed, waarin men de hele nacht ligt te rillen (ik die ijzeren bedden verafschuw, je begrijpt wel dat ik (onleesbaar) van daarin te liggen... In werkelijkheid zou men me hier willen dwingen om te beeldhouwen, en omdat men daar niet in slaagt draagt men me allerlei vervelende klusjes op. Dat zal me zeker niet bekeren, integendeel... Vandaag 3 maart, verjaardag van mijn ontvoering naar Ville Evrard: zeven jaar geleden... boete doen in krankzinnigenhuizen. Nadat ze zich meester hebben gemaakt van heel mijn levenswerk leggen ze mij nu nog gevangenisjaren op die ze zelf zozeer verdienen... Ik zou zo graag thuis willen zijn en mijn deur achter mij sluiten. Ik weet niet of ik ooit die droom nog zal kunnen verwezenlijken, thuis zijn...! ...me een schuilplaats weigeren in Villevenue. Ik zou geen schandaal verwekken zoals je denkt. Ik zou al te gelukkig zijn weer een gewoon leventje te mogen leiden om ook maar iets anders te overwegen. Ik zou me niet eens meer durven verroeren, zozeer heb ik geleden. Je zegt dat ik iemand in dienst zou moeten nemen? Hoezo? Heb ik ooit in mijn leven over een dienstmeisje kunnen beschikken... Ik heb je lang niet meer geschreven want het was zo koud dat ik me nauwelijks meer staande kon houden. Om te schrijven kan ik immers niet in de zaal met al de anderen gaan zitten, er brandt wel een rokerig vuurtje, maar er heerst een hels kabaal. Ik ben gedwongen om in mijn kamer op de tweede verdieping te kruipen waar het zo ijskoud is dat ik dode vingers krijg, ze trillen en ik kan geen pen vasthouden. Ik heb me de hele winter door niet verwarmd, ik ben tot op het bot bevroren, als in tweeën gekliefd door de kou. Ik ben erg verkouden geweest. Een van mijn vriendinnen, een arme lerares van het Felenon-lyceum die hier verzeild is geraakt, heeft men gestorven van de kou in haar bed gevonden. Het is afschuwelijk. Er is niets dat ook maar een idee kan geven van het koude seizoen in Montdevergues. En dat duurt alles bij elkaar zeven maanden... In een krankzinnigengesticht mag men niet op veranderingen hopen. De reglementen zijn er nodig voor al die zenuwachtige, geweldadige, schreeuwerige, dreigende creaturen... die zelfs door hun verwanten niet verdragen werden omdat ze zo vervelend en schadelijk waren. En hoe komt het dat ik gedwongen ben ze te verdragen? Zonder nog te spreken over de narigheden die zo'n promiscuïteit met zich meebrengt... Want het is vervelend daar midden in te zitten, ik zou wel honderduizend franc geven, indien ik ze had, om hier onmiddelijk weg te kunnen gaan... Wat mij betreft spijt het me zo erg hier te moeten blijven leven, dat ik geen menselijk wezen meer (onleesbaar). Ik kan de kreten van al die schepsels niet meer verdragen, ik walg ervan, God wat zou ik graag in Villevenue zijn! Ik heb toch niet alles gedaan wat ik gedaan heb om als een nummer in de verpleeginrichting te eindigen, ik heb iets anders dan dit verdiend... Van de eerste klas zal ik helemaal niet meer kunnen eten. Ik zou die vette varkenskost die me afschuwelijk ziek maakt niet eens kunnen aanraken. Ik heb hun verzocht 's middags en 's avonds aardappelen in de schil op te dienen, daar moet ik dus van leven, loont het de moeite om daar twintig franc per dag voor te betalen? Dit zou wel eens het bewijs kunnen zijn dat jullie krankzinnig zijn. Ik heb u reeds gezegd dat de patienten van de eerste klas de meest beklagenswaardige zijn. Ten eerste is hun eetzaal erg tochtig, ze zitten op elkaar geperst aan heel kleine tafeltjes. Het hele jaar door lijden ze aan dysenterie, wat een aanwijzing is voor de twijfelachtige kwaliteit van het voedsel. Dat bestaat hoofdzakelijk uit: soep (dwz. kookvocht van slecht gekookte groenten zonder ooit een grammetje vlees), heel het jaar door oude runderragout in een zwarte, glibberige, bittere saus, een schotel oude macaroni die zwemt in smeerolie, of in een rijstschotel van hetzelfde genre, kortom allemaal vet varkensvoer, een bijna onzichtbaar plakje rauwe ham als voorgerecht, en als toetje wat oude dadels, versteende vijgen of drie stokoude beschuitjes, of ook een oud stukje geitenkaas: dat alles voor die twintig franc per dag; de wijn is azijn, de koffie een sopje van kikkererwten... Aangezien verbeelding, gevoel, het nieuwe, het onverwachte die uit een ontwikkelde geest ontspruiten een gesloten boek blijven voor die verstopte hoofden, die dichtgeslibde hersenen waarin het lict nimmer zal doordringen, hebben ze iemand nodig die het hun brengt. Ze zeiden het: '... we bedienen ons van een hallicunante om inspiratie te vinden.' Er zijn er die tenminste een beetje primaire erkentelijkheid betoond zouden hebben en die enige compensatie verleend zouden hebben; maar nee een gekkenhuis. Zelfs niet het recht op een eigen plekje! Omdat ze over mij willen blijven beschikken. Zo wordt de vrouw uitgebuit, de kunstenares die men tot bloedens toe wil laten zwoegen, wordt verpletterd... Me tot levenslange opsluiting veroordelen opdat ik niet zou protesteren! In feite ontspruit dit allemaal aan het diabolische brein van Rodin. Hij dacht maar aan een ding, dat ik na zijn dood als kunstenares zou openbloeien en meer worden dan hij: hij moest er iets op vinden om mij na zijn dood in zijn klauwen te houden, net als tijdens zijn leven. En of hij dood of levend was, ik moest in elk geval ongelukkig zijn. Hij is in alle opzichten geslaagd, want men kan niet ongelukkiger zijn dan ik ben...! Die... slavernij... hangt me de keel uit... Ik heb de hoed ontvangen, hij staat me goed, de mantel die heel goed van pas komt, de kousen, ze zijn wondermooi, en de rest die je me hebt opgestuurd. Ik omhels je. Camille. Laat iets van je horen en zeg me of je griep hebt gehad. Je laatste brief heeft me gerust gesteld, want toen ik hier in een andere klasse werd ingedeeld, beeldde ik me in dat je gestorven was, ik heb de hele nacht geen oog dicht gedaan, ik had het ijskoud... Mijn plaats is niet te midden van deze ellende, u moet me uit deze omgeving weghalen; vandaag na veertien jaar van een dergelijk bestaan, eis ik luid mijn vrijheid op... Het is vandaag precies veertien jaar geleden dat ik op onaangename wijze verrast werd door twee gehelmde, gewapende smerissen die dreigend mijn atelier binnendrongen. Droevige verrassingen voor een kunstenares; in plaats van een beloning overkomt mij zoiets! Natuurlijk moest het mij weer gebeuren. Voor geen goud wil ik een eersterangs behandeling, en ik verzoek je, meteen na ontvangst van deze brief, me weer in de derde klasse te laten opnemen, zoals voorheen... Je zou mij niet herkennen, jij die me zo jong hebt zien schitteren in de salon van... Ik wacht vol ongeduld op je bezoek. Ik ben er niet gerust op. Ik weet niet wat mij zal overkomen. Ik denk dat het nog slecht met mij zal aflopen! Het lijkt me allemaal zo verdacht! Als je in mijn plaats was, zou je eens zien... Herinner je je die arme markies, je ex-buurman? Hij is kortgeleden gestorven, na dertig jaar opsluiting. Vreslijk. |