| |
Europese legitimatie uitzendarbeid op komst Jan Buelens - 12.11.2002 08:30
Op woensdag 20 november e.k. bespreekt de plenaire vergadering van het Europees Parlement een ontwerprichtlijn met betrekking tot uitzendarbeid. Dit ontwerp werd uitgewerkt door de Europese Commissie en reeds besproken en geamendeerd door de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken van het Europees Parlement. Op woensdag 20 november e.k. bespreekt de plenaire vergadering van het Europees Parlement een ontwerprichtlijn met betrekking tot uitzendarbeid. Dit ontwerp werd uitgewerkt door de Europese Commissie en reeds besproken en geamendeerd door de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken van het Europees Parlement. Van in de jaren ’80 is de Europese Unie bezig met de problematiek; vroegere voorstellen leidden echter niet tot een resultaat. De huidige ontwerprichtlijn dient essentieel twee doelstellingen: het uitbreiden van de uitzendsector en het creëren van een minimale bescherming voor uitzendkrachten. De eerste doelstelling overschaduwt echter in verregaande mate de tweede. De federatie van uitzendkantoren, op Europees niveau georganiseerd in CIETT, wil een toename van het aantal uitzendkrachten van 2,5 miljoen nu naar 6,5 miljoen in 2010. De Europese Commissie neemt dit streefcijfer op haar beurt en zonder enige commentaar ter zake over. Volgens de Europese Commissie kadert dit in de centrale doelstelling, aangenomen op de Top van Lissabon, om tegen 2010 te komen tot “de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld”. Daartoe moeten er “meer en betere jobs” gecreëerd worden en de Europese Commissie is van mening dat uitzendarbeid aan die vereisten kan voldoen. In de ontwerprichtlijn zijn derhalve een heel aantal bepalingen gewijd aan het zogenaamd “verhogen van de kwaliteit van uitzendarbeid”: de inlenende onderneming dient de uitzendkrachten op de hoogte te stellen van vacatures, hen sociale dienstverlening aan te bieden en mee te werken aan hun opleiding. Deze maatregelen doen echter niets af aan de fundamentele vaststelling dat uitzendarbeid een enorme onzekerheid teweegbrengt bij de betrokken werknemers. Centraal in de ontwerprichtlijn staat het non-discriminatieprincipe. Uitzendkrachten zouden dezelfde rechten moeten hebben als werknemers van de inlenende onderneming. Nochtans worden er drie uitzonderingen weerhouden: indien de sociale partners op nationaal niveau een andere regeling treffen, bij uitzendcontracten van meer dan 18 maanden of indien er objectieve redenen bestaan. Die laatste uitzondering is een soort blanco norm, waardoor de vrees reëel is dat de uitzondering de regel wordt. De Europese Commissie wijst zelf op momenteel bestaande loonverschillen tussen uitzendkrachten en gewone werknemers van 5 tot 40%, in weerwil van reeds bestaande nationale non-discriminatiebepalingen. Verder wordt er betoogd dat deze ontwerprichtlijn slechts betrekking zou hebben op een aantal Lidstaten van de Europese Unie, waar de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten werkelijk abominabel zijn (bv. Verenigd Koninkrijk). Nochtans zijn de bepalingen van die aard dat ze een druk kunnen betekenen voor bijna alle nationale systemen van uitzendarbeid. Zo zijn in België uitzendcontracten van onbepaalde duur tot op heden niet toegelaten; de vraag is voor hoelang nog. Meer in het algemeen is in de ontwerprichtlijn opgenomen dat de Lidstaten de nog bestaande beperkingen op uitzendarbeid regelmatig moeten evalueren om te zien of ze niet kunnen opgeheven worden. Deze evaluatie dient door alle Lidstaten te gebeuren. Een breed maatschappelijk debat lijkt in deze materie dan ook noodzakelijk. Indien de oorzaak van de recente arbeidsongevallen bij o.a. Cockerill Sambre direct of indirect verband houdt met de aanwezigheid van uitzendkrachten, rijst de terechte vraag naar de aanvaardbaarheid ervan, in het bijzonder bij bedrijven met zo’n hoog veiligheidsrisico. Een recent rapport van de Europese Stichting voor de verbetering van de Arbeidsomstandigheden bevestigde het onuitgesproken vermoeden van een hoog aantal arbeidsongevallen bij uitzendkrachten. Ons inziens moet men zich -in het licht daarvan- ernstig beraden over de algemene doelstelling, nl. het bijna verdriedubbelen van het aantal uitzendkrachten. Dat uitzendkrachten moeten gedijen op de fluctuaties en grillen van het vrije marktmechanisme houdt niet te onderschatten risico’s in, die beter vermeden dan genezen kunnen worden. Jan Buelens (De auteur is jurist) E-Mail: jbuelens@skynet.be |
Lees meer over: europa | aanvullingen | | |