| |
Proces tegen activisten uit Barcelona Quico - 25.10.2003 22:20
Op 6 en 7 oktober 2003 vonden de eerste twee zittingdagen plaats in Madrid van het proces tegen de vermeende leden (zogenaamde `liberados' - vrijgestelden op de loonlijst van ETA) en ondersteuners van het Gaztelugazte commando. Die vermeende ondersteuners zijn mensen die actief zijn in de scene van Barcelona en de nabijgelegen stad Terrassa. Op 6 en 7 oktober 2003 vonden de eerste twee zittingdagen plaats in Madrid van het proces tegen de vermeende leden (zogenaamde `liberados' - vrijgestelden op de loonlijst van ETA) en ondersteuners van het Gaztelugazte commando. Die vermeende ondersteuners zijn mensen die actief zijn in de scene van Barcelona en de nabijgelegen stad Terrassa. Het in verband brengen met ETA is een de laatste jaren veelvuldig beproefde tactiek van de Spaanse autoriteiten om zodoende legale radicale oppositionele bewegingen te kunnen criminaliseren. Het commando Gaztelugazte was het ETA commando dat vooraf ging aan het Gorbea commando (waaraan Juanra volgens de Spaanse smeris zou hebben meegewerkt). Fernando García Jodra (die de voor Juanra belastende verklaring aflegde tijdens zijn eerste vijf dagen isolatiedetentie bij de Guardia Civil) was van beide commandos lid (volgens de Spaanse smeris zelfs de leider). Let op dat hetgene García Jodra en zijn medeaangeklaagde Armendáriz verklaren alleen van toepassing is op de voorloper van het Gorbea commando. Als García Jodra dus zegt dat alleen M.B. echt nauw met hen samengewerkt zou hebben, dan bedoelt hij het Gaztelugazte commando. Met deze uitspraak pleit hij dus niet Juanra vrij omdat de bemoeienis van derden bij het Gorbea commando ter zitting niet ter sprake kwam. Op 6 oktober 2003 vond de eerste zittingsdag plaats van het proces tegen drie leden van het `Barcelona-commando' van de Baskische afscheidingsbeweging ETA, te weten het commando Gaztelugazte [in maart 2000 opgericht en in januari 2001 voor het grootste deel opgerold]. De vermeende chef van het commando - Fernando García Jodra - wist in januari 2001 aan aanhouding te ontkomen en zou later nog weer een nieuw commando opgezet hebben genaamd Gorbea [dat nooit werkelijk tot handelen is overgaan doordat het begin augustus 2001 werd opgerold]. Tevens staan een zestal Catalanen (uit Barcelona) terecht wegens vermeende ondersteuning van het eerder genoemde ETA-commando, en nog twee Catalanen (een uit Barcelona en een uit de nabijgelegen stad Terrassa) die als leden van het commando aangemerkt worden. Het proces vindt plaats bij het Nationaal Gerechtshof [Audiencia Nacional] in Madrid. Twee leden van het zogenaamde `Barcelona-commando', Fernando García Jodra en Lierni Armendáriz, legden ten overstaan van de advocaten van de Catalaanse medeaangeklaagden een verklaring af waarin ze stelden dat zeven van de acht Catalaanse medeaangeklaagden onschuldig zijn. Het gaat hierbij om Laura Riera, Zigor Larredonda (beide uit de stad Terrassa), Daniel Morell, Sergio Orge, Fransesc Barcena, Purificación Ródenas en Josep Tamboleo (uit Barcelona). Eveneens verklaarden ze dat de twee andere Catalaanse medeaangeklaagden Zigor Larredonda en Diego Sánchez Burria, die door het Openbaar Ministerie van lidmaatschap van een gewapende bende worden beschuldigd, nooit meegewerkt hebben aan de acties die door het genoemde commando [Gaztelugazte] zijn uitgevoerd. García Jodra gaf alleen antwoord op de vragen van de advocaten van de medeaangeklaagden en stelde dat de inlichtingen die noodzakelijk waren voor het plegen van de aanslagen alleen door de leden van het commando zelf bij elkaar werden gezocht. Voor het grootste deel via internet: ze haalden veel informatie van de website van de [regeringspartij] Partido Popular (PP) en van de gemeente Barcelona, zoals in het geval van het gemeenteraadslid van Viladecavalls, Francisco Cano Consuegra. García Jodra ontkende ook dat Zigor Larredonda tot het commando zou zijn toegetreden "omdat hij al aangebrand was", door al een keer door de politie te zijn opgepakt. Met betrekking tot Sánchez Burria, gaf García Jodra toe dat hij hem had voorgesteld met het commando samen te werken door inlichtingen in te winnen. Desalniettemin bereikte hen nooit de inlichtingen die ze gevraagd hadden en zijn bemoeienis beperkte zich tot het in contact brengen van het commando met Daniel Morell, om een woning in de Fortunystraat te huren, waarvan Daniel de eigenaar was. Hij voegde tevens toe dat Purificación Ródenas en Josep Tamboleo hem in hun huis hadden laten slapen toen zijn kameraden (Lierni Armendáriz en Ignacio Cruchaga) opgepakt waren [in januari 2001], maar stelde hen nooit op de hoogte van zijn lidmaatschap van ETA. In dezelfde lijn gaf Armendáriz enkel antwoord op vragen van de advocaten van de verdediging en stelde dat zij zich - "als dekmantel" - liet doorgaan voor een rechtenstudent om de woning in de Fortunystraat te kunnen huren, zonder dat Daniel Morell wist dat zij tot het ETA-commando behoorde. Zij verklaarde tevens dat Sánchez Burria "geen enkele inlichting heeft doorgespeeld" en dat ze beschikte over een bibliotheekkaart van de rechtenfaculteit om fotokopieën uit het Boletín Official del Estado [de Spaanse versie van de Staatscourant] te kunnen maken. Op zijn beurt verklaarde Sánchez Burria dat hij niet aangeworven is door Zigor Larredonda maar door García Jodra en dat hij, hoewel hij zo zijn twijfels had, "uiteindelijk toch instemde" met samenwerking met het commando. Hem werd gevraagd inlichtingen te verschaffen over drie zaken: over een gemeenteraadslid, over een militair en over een kentekenplaat van een auto, wat hij uiteindelijk - volgens zijn eigen zeggen - geen van drieen heeft gedaan. Op een vraag van de OvJ gaf hij toe dat hij wist van de aanslagen die het commando in Barcelona pleegde en dat hij vermoedde dat zij de daders ervan waren, "maar ze spraken nooit met mij over een actie". Toen hij op de televisie hoorde van de aanhouding van Cruchaga en Armendáriz vroeg hij bij zijn vriend Francesc Barcena onderdak. Hij had hem verteld dat hij thuis ruzie had gehad. Toen zijn eigen foto ook opdook in de kranten biechtte hij hem zijn relatie met de ETA-leden op en Francesc liet hem tegen een vergoeding bij hem blijven. Daarna zocht hij onderdak bij Sergi Orge, die een afspraak met een advocaat voor hem regelde, omdat hij met de gedachte speelde zich aan te geven. Uiteindelijk werd hij opgepakt toen hij zich bij de rechtbank in Barcelona meldde. Deze versie verschilt gedeeltelijk van de versie die hij op het politiebureau in zijn verklaring gegeven had. In die eerste verklaring verklaarde hij dat het Armendáriz was die hem in contact bracht met García Jodra en dat hij [Sánchez Burria] Daniel Morell op de hoogte had gesteld van het feit dat de vrienden die in de woning in de Fortunystraat woonden lid van ETA waren. Hij stelde toen ook dat hij inlichtingen aan het ETA-commando had verstrekt betreffende de politici Josép Piqué en Alberto Fernández Díaz, over woningen en kentekens van leden van de Nationale Politie, als ook documenten die hij in het huis van zijn vader - die politieagent is - aantrof. Sánchez Burria ontkende de inhoud van die eerste verklaring en zei dat die tot stand was gekomen onder druk, mishandeling en bedreigingen. De OvJ eiste 39 jaar gevangenisstraf tegen de drie kernleden van het commando (García Jodra, Armendáriz en Crutchaga) wegens lidmaatschap van een gewapende bende en wegens het plegen van terroristische aanslagen, 12 jaar tegen de twee `hulpleden' Larredonda en Sánchez Burria, eveneens 12 jaar voor Laura Riera wegens het verschaffen van kentekengegevens van de PP-wethouder Francisco Cano, en 7 jaar gevangenisstraf tegen de vijf overige vermeende ondersteuners wegens het verlenen van onderdak aan de commandoleden. Tevens hangt de zes ondersteuners nog een tweejarige gevangenisstraf boven het hoofd wegens het ondersteunen van een terroristische organisatie. Het genoemde commando heeft onder andere de volgende wapenfeiten op zijn naam staan: moord op de PP-wethouders José Luis Ruiz Casado van de Barcelonese voorstad Sant Adrià de Besos en Francisco Cano van de voorstad Viladecavalls; op de sociaal-democratische ex-minister Ernest Lluch en op de agent van de Barcelonese gemeentepolitie Juan Miguel Gervilla. Voor deze aanslagen zijn de drie kernleden al in een eerder proces tot in totaal 100 jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens moord met voorbedachte rade. Op de tweede dag [7 oktober 2003] kwamen de acht ondersteuners aan bod. Een bus met sympathisanten van de Catalaanse verdachten werd onderweg van Barcelona naar Madrid, bij de Catalaanse stad Lerida van de weg gehaald en op een parkeerplaats van onder tot boven doorzocht. Van alle passagiers werden de personalia genoteerd en ze werden gefotografeerd en gefilmd. Na een oponthoud van een uur kon de bus zijn reis vervolgen. De dag ervoor hadden de ETA-leden García Jodra en Armendáriz al verklaard dat enkel Sánchez Burria gevraagd is deel uit te maken van het commando en dat zij Zigor Larredonda en Laura Riera, die er van beschuldigd worden kentekengegevens doorgespeeld te hebben aan het commando - niet kenden. Volgens García Jodra hebben de commando-leden geen contact gehad met Zigor Larredonda - die al in 1994 een keer is opgepakt wegens contacten met een vrouwelijk ETA-lid - toen zij in het voorjaar van 2000 in Barcelona neerstreken. "Dat had geen zin. Zigor werd door de politie in de gaten gehouden". De enige die wegens medeplichtigheid wordt aangemerkt door García Jodra, is M.B. - de ex-vriendin van Juanra - bij verstek aangeklaagd aangezien zij in 2001 uit Catalonië vluchtte en sindsdien spoorloos is - en Diego Sánchez Burria die zijn contacten met het commando heeft toegegeven. In tegenstelling tot de theorie van de OvJ was het niet Larredonda die Sánchez Burria in contact bracht met García Jodra, maar M.B. die hem had aanbevolen als betrouwbare `independentista' [aanhanger van de Catalaanse onafhankelijkheid] en die had aangegeven waar men met hem in contact kon komen. Maar Sánchez Burria zou nooit met de gevraagde inlichtingen komen. "Telkens had hij een excuus", zei Armendáriz en zijn bemoeienis beperkt zich tot het in contact brengen met - de tevens aangeklaagde - Daniel Morell. Lierni Armendáriz en Laura Riera maakten melding van het feit dat ze geslagen waren door personeel van de Guardia Civil, nadat ze geweigerd hadden zich te laten visiteren door deze agenten, die hen naar het Nationaal Gerechtshof moesten vervoeren, omdat ze ook al bij het verlaten van de gevangenis Soto del Real [bij Madrid] door gevangenispersoneel waren gevisiteerd. Met geweld werden ze gedwongen een tweede visitatie te ondergaan. Beiden toonden in de rechtzaal de blauwe plekken die ze aan deze worsteling hadden overgehouden. Mishandeling is ook de reden die Diego Sánchez Burria aanvoert voor het intrekken van de twee verklaringen die hij [kort na zijn aanhouding] bij de politie aflegde. In deze verklaring legde hij belastende verklaringen af tegen Armendáriz en Daniel Morell, de eigenaar van de woning in de Barcelonese wijk Raval (Barrio Chino) waar het commando verbleef. Sánchez Burria legde uit dat alleen de eerste van de twee verklaringen die hij aflegde voor de politie geldig is, waarin hij bevestigt dat hij niet mishandeld is door de politie. In die eerste verklaring stelde hij dat hij García Jodra op straat ontmoet had en dat hij had gelogen tegen Daniel Morell en andere vrienden die hem hebben geholpen en die niets wisten van zijn relatie met ETA. De herkomst van de informatie over de PP-wethouder van Vilacavalls, Francisco Cano Consuegra, is van doorslaggevend belang zijn voor Laura Riera. De OvJ beschuldigt Laura - die bij de afdeling van de afhandeling van parkeerboetes van de stad Terrassa werkte - ervan het commando Gaztelugazte een lijst van kentekens te hebben bezorgd, waarop ook die van de wethouder Cano Consuegra voorkwam. Volgens het OM haalde Laura de informatie uit een computer op haar werk en gaf de informatie door aan Zigor Larredonda die de informatie doorspeelde aan ETA. Die theorie werd gisteren door García Jodra ontkend. Hij hield vol dat ze de naam van de wethouder als mogelijk doelwit van de website van de PP en die van de gemeente Vilacavalls hebben gehaald. De telefoongids verschafte hun de adresgegevens van zijn woonhuis en van zijn lampenwinkel. "Toen we eenmaal zijn werkplaats gevonden hadden, hoefden we slechts te wachten om te zien met welke auto hij reed", legde García Jodra uit. Over Laura Riera zeiden García Jodra en Armendáriz dat ze haar niet kenden - dat ze haar pas in de bajes hebben leren kennen - en dat zij nooit met het commando heeft samengewerkt. Riera heeft ontkend ooit informatie aan ETA doorgespeeld te hebben. Vijf andere Catalanen hebben eveneens ontkend dat ze wisten dat ze met ETA-leden te maken hadden. Op woensdag 8 oktober is er ook nog een zittingsdag geweest waarover nog betrouwbare verslagen zijn gevonden. Quico Voor meer info over Juanra zie: http://www.freejuanra.org Voor meer info over Baskenland zie de site van het Baskenland Informatie Centrum: http://www.baskinfo.org/ Voor meer info over Catalaanse politieke gevangenen (nieuws voornamelijk in het Catalaans en Spaans): http://www.llibertat.com/presos |
Lees meer over: vrijheid, repressie & mensenrechten | aanvullingen | | nog geen betrouwbare info | Quico - 27.10.2003 14:20
Onderaan het artikel staat: "Op woensdag 8 oktober is er ook nog een zittingsdag geweest waarover nog geen betrouwbare verslagen zijn gevonden." Bedoeld is dat er nog GEEN betrouwbare info is gevonden. Quico | |
aanvullingen | |